Voeding

Voeding, een uitermate belangrijk iets als het om de verzorging van je Australian Labradoodle gaat. 

Wij voeren om deze reden KVV, wat staat voor Kant en Klaar Vers Vlees. Het woord zegt het al, het is kant en klaar en het is vers. Sommige mensen noemen het ook wel rauwvoer.  Wij voeren hier het merk Kivo. 

 

Waarom rauwe vleesvoeding?

Als je kiest voor rauwe vleesvoeding, kies je voor voeding die past bij het verteringsstysteem van een (opportunistische) carnivoor (vleeseter) zoals een hond. Er wordt wel eens beweerd dat een hond een omnivoor (planten- en vleeseter) is en geen carnivoor, maar als je naar het verteringsstelsel en het gebit kijkt klopt dat niet. De darmen zijn wel iets beter aangepast op plantaardig voer, de term opportunistische carnivoor vind ik dan ook het beste bij een hond passen. Als hij de kans heeft, eet hij ook plantaardig voedsel, maar dat betekent niet dat een hoofdzakelijk plantaardige voeding het beste is.

 

Waarom is het zo gezond?

Rauw vlees heeft ten opzichte van verhitte voeding zoals blikvoer en brokken meerdere voordelen:

• Er zitten goede bacteriën in die goed zijn voor de darmflora en daardoor zorgen voor een betere afweer

• Het zorgt voor minder afvalstoffen in het lichaam en belast daardoor de organen minder

• De voedingsstoffen worden grotendeels bewaard doordat het niet verhit wordt en zitten daardoor in natuurlijke vorm en natuurlijke verhoudingen in de voeding. Door invriezen gaan er ook voedingsstoffen verloren, maar in veel mindere mate.

• Er zitten bio-actieve stoffen in verse rauwe vleesvoeding, die niet of heel weinig in verhitte voeding zitten. Bijvoorbeeld taurine en carnitine.

 

Wat merk je daar dan van?

Dat verschilt per dier, maar veelgehoorde verschillen tussen het voeren van brok en vers zijn:

• Geen jeuk 

• Niet stinken (lichaamsgeur, winderigheid, uit de bek stinken)

• Minder vaak naar de de dierenarts

• Mooiere vacht

• Geen oorontstekingen meer

• Geen volle anaalklieren meer

• Minder vaak poepen en kleinere opraapbare drollen

• Minder vaak wormen en/of vlooien

• Minder hyperactief, maar wel actief